Maslow en Girard

Maslow

Maslow ziet de volgende hiërarchie aan behoeften.

Een mensenleven begint in de behoefteopklimming met de fysiologische

behoeften zoals eten, drinken, slaap, rust, erotiek, sociale ontspanning

en vrolijk zijn.

Daarna komen de behoeften die te maken hebben met zekerheid en

veiligheid.

Aan deze behoeften wordt voldaan als de bevrediging van de fysiologische

behoeften zich voltrekt in een zekere orde en voorspelbaarheid.

Zodra de mens zich via de vervulling van deze behoeften tot sociaal wezen

heeft ontwikkeld, ontstaat de behoefte om bij de eigen intieme sociale kring

te behoren. Dan streeft hij naar: liefde, genegenheid en vriendschap. In dit

streven naar liefde, erkenning, eigenwaarde en acceptatie groeit de behoefte

aan waardering en respect.

De hoogste trap in deze behoeftehiërarchie is de zelfverwerkelijking. De

mens wil op allerlei manieren de eigen mogelijkheden in het sociale verkeer

benutten.

De hiërarchie van Maslow is eigenlijk een ontwikkelingsschets van het kind. De categorieën zijn de psychologische fasen waarin een kind zich naar  volwassenheid ontwikkelt.


De mens start bij zijn geboorte aan de basis van deze behoeftehiërarchie. In zijn ontwikkeling pendelt de jongere vanuit de basis naar steeds hogere behoeften. De zelfverwerkelijking is het laatste station en zal vooral in het volwassen gedrag in maatschappelijke posities een dominante rol spelen.

Niet in alle landen is de samenleving en de cultuur er op ingericht mensen mogelijkheden te geven te groeien tot in de hoogste categorie van de menselijke ontplooiing. Vluchtelingenkampen, landen in oorlog, landen met een gebrekkige infrastructuur voor werk, scholing en voedselvoorziening, kunnen soms nog niet eens aan de basisbehoeften van mensen voldoen. Zo kunnen tekorten en ook werkeloosheid, scheiding of de dood van een partner, blokkeringen zijn in het

optimaal functioneren.

In landen waarin aan de basisbehoefte kan worden voldaan kunnen mensen in beginsel tot aan de zelfverwerkelijking gemakkelijk de categorieën doorlopen. Niettemin blijven mensen soms naar behoefte pendelen tussen de categorieën. In de meeste situaties wordt het gedrag en de motivatie bepaald door behoeften uit meerdere categorieën.


Maslowkenner G. Huizinga zag de ontwikkeling van de Europese mens vanaf middeleeuwen tot nu eveneens verlopen volgens de categorieën van Maslow. De drijfveer van zijn historische ontwikkeling zou de zelfrealisatie zijn.

In de middeleeuwen was de mens voor zijn veiligheidsbeleving afhankelijk van de bevoogdende rol van adel en geestelijkheid. De Renaissance is de fase waarin de bewuste burger zijn eigen waarde ontdekt en zijn historische ontwikkelingsgang inzet naar meer zelfrealisatie. Via Franse Revolutie, Verlichting en de révolte van de zestiger jaren van de vorige eeuw ontworstelt de burger zich voorgoed aan de standenmaatschappij van de Middeleeuwen en komt hij toe aan zelfrealisatie. Pas in het Morgenland voelen alle burgers zich ten opzichte van alle andere burgers gelijkwaardig en mondig en verwachten ze van de maatschappij condities voor zelfrealisatie.


Het kwaad

Helaas zitten we met kwaad in de wereld. Rivaliteit en geweld kan de zelfrealisatie van mensen in de weg staan. Het kwaad gooit dan roet in het eten en het goede overwint dan niet. In de rivaliteit merk je dat de ander wil hebben wat jij hebt en dat jij wilt hebben wat de ander heeft. Eigendommen worden ontvreemd en mensen draaien om de waarheid heen. Dan loopt het niet zoals het eigenlijk volgens je gevoel zou moeten lopen. Je merkt dat waar mensen samenwerken er spelletjes van afgunst en rivaliteit worden gespeeld. De één delft daarbij het onderspit en de ander overwint. Zoals de mens vroeger speelbal van de grillige natuur was, zo kan die zich nu voelen in de grillen van een groepsproces. Telkens zijn er weer incidenten die ambities van mensen blokkeren om gezamenlijke doelen te bereiken.

Soms krijgt Sartre gelijk en is de ander de hel. De ander verpest het op je werk, in je team, in je bedrijf, in je straat. Je krijgt niet het gevoel dat je invloed krijgt om de ontwikkeling van je omgeving te sturen. De ander lijkt er belang bij te hebben een spaak in het wiel te steken. Er lijkt soms een verborgen agressieve macht aanwezig te zijn die invloed uitoefent. De mens is in staat door geweld en kortzichtig eigenbelang het leven en andermans belangen, en daardoor ook die van zichzelf, te vernietigen. De mens kan behoed worden voor dit kwaad van de conflictstrategie als hij zich bewust wordt van het zondebok-mechanisme. Aan zelfzucht, rivaliteit en geweld gaat de wereld ten onder.


Girard en de mimese

Girard de franse denker over het zondebok-mechanisme heeft in zijn analyse van vele mythes, literaire boeken en (bijbel)verhalen het gedragsmechanisme van de rivaliteit en het geweld in taal en gedrag in beeld gebracht.

Zo hebben mensen graag het beeld van zichzelf, dat ze authentiek zijn. Volgens Girard is de mens een nabootser van de ander. Hij imiteert zijn naaste in vele opzichten. De begeerte zet de mens aan tot imitatie. Door in die begeerte te willen zijn als de ander imiteert hij (de begeerte van) die ander. Daarmee maakt hij zich afhankelijk van de ander. Hij identificeert zich met de ander om zijn materieel bezit en zijn aanzien. Dat is de mimese. De begeerte kan de start zijn van het kwaad. De mens begeert het huis van de ander: zijn vrouw, zijn man, zijn auto, zijn vakantie, zijn carrière, of iets anders dat van de ander is. Dat alles kan de hebberigheid van de mens opwekken. Dit begeren kan het begin zijn van het 'kwaad tot erger gedrag'.

De behoefte de ander na te apen of zich met hem te identificeren gaat goed, zolang de identificatie met de ander lukt of kan gaan lukken. Het gaat ook nog goed als het leidt tot gezonde rivaliteit. Zo gauw het begeerlijke van de ander in de eigen doelen niet meer bereikbaar is, dan is het gevaar aanwezig dat de weg naar het kwaad wordt ingeslagen. Zijn als de ander blijft met imitatie dan onbereikbaar. Het tekort-gevoel kan aanzetten tot jaloezie en rivaliteit. De begeerte te willen zijn of te willen hebben wat de ander is of heeft, is dan de eigenlijke oorzaak van de agressie.

Nageaapte hebberigheid kan de mens verleiden de schuld van het kwaad niet bij zichzelf te zoeken, maar bij die ander die hem door de mimese tot rivaliteit heeft aangezet.


Rivaliteit en geweld

Hij geeft in zijn agressie dan niet zichzelf maar de ander, het object van zijn jaloezie, de schuld. De ander is de oorzaak van zijn agressie; hij krijgt de schuld van zijn gevoelens van geweld. Hij verdraait de waarheid, om de oorzaak van zijn agressie te verdoezelen. In de verdraaiing van de feiten verzwijgt hij zijn afgunst. Terwijl hij eigenlijk zichzelf wil toe-eigenen wat van die ander is. Girard ontdekte dat mensen in het beeld van het kwaad maar al te vaak een leugen hanteren. In veel gevallen ligt de waarheid rondom het conflict dus net andersom. De mens geeft de ander de schuld van zijn agressieve gevoelens: hij maakt de ander tot zondebok.


Zo kunnen ook in groepsprocessen de frustraties van allen zich richten op één: de zondebok. De groep kan zich verbroederen in de gezamenlijke verwijten die ze de zondebok maken. Dat is het begin van de uitsluiting. In de groepsprocessen worden de doelen en belangen van de zondebok zwart gemaakt. Met deze conflictstrategie kan de invloed van personen geëlimineerd worden en de rol van de zondebok in de groep is uitgespeeld. Maar dit mechanisme en deze strategie kan ook gehanteerd worden door individuen, die niet eerder rusten voor dat hun zondebok met geweld uit de weg is geruimd.

Zo loopt de mens (Kaïn) gevaar zijn broeder (Abel = de ander) te doden omdat in het bereiken van de eigen doelen en begeertes de ander een sta-in-de-weg is. De mimese kan uitlopen op agressie en geweld.


De zondebok

In de joods-christelijke traditie heeft God compassie met de zondebok en de vervolgde. Empathie in plaats van geweld behoort hem ten deel te vallen. Hij kiest de kant van de onderdrukte en zorgt voor bevrijding in plaats van uitsluiting. Hij heeft mededogen met de rechtvaardigen die door het onrecht worden getroffen. Zo bevrijdde God het volk Israël uit Egypte, en was Hij begaan met het lot van Job en Jeremia.

Voor Girard is de Bijbel één van de bronnen geweest waarin hij de werking van het zondebok-mechanisme heeft geduid. De veroordeling van Jezus en de taal die daarbij werd gebruikt zijn exemplarisch hoe het mechanisme werkt.

Girard maakt aan de hand van passages uit de evangeliën duidelijk hoe in de formulering over de schuldig-verklaring de onschuld van Jezus wordt verdoezeld en daardoor het zondebok-mechanisme wordt ontmaskerd.


Een zondebok-verhaal bij uitstek

Ten tijde van de  Romeinse overheersing maakte Jezus als geestelijk leider veel indruk op de bevolking van Israël. Op palmzondag haalden de burgers van Jeruzalem Jezus zelfs als een held binnen. Weliswaar op een ezel, maar wie weet was hij de beloofde bevrijder uit de schriften. De hogepriesters en schriftgeleerden zagen dit met lede ogen aan. In de confrontaties met hem over de schriftuitleg hadden ze vaak onder het oog van de omstanders het onderspit moeten delven en was hun gezag aangetast. Ze zochten een goed moment om hem op te pakken en te doden. Ze zaten niet te wachten op een nieuwe beweging met veel aanhang die hun leiderschap zou aantasten. Bij gevangenneming kon hij voor de Hoge Raad, het Joodse rechtscollege worden gebracht en ook bij het Romeinse gezag kon hij afgeschilderd worden als een oproerkraaier en een gevaar voor het volk. Zo gebeurde het.

De woorden van de hogepriester Kajafas van de Hoge Raad zijn legendarisch: “Het is beter dat deze éne man sterft dan dat het volk verloren gaat.” De Romeinse landvoogd Pilatus zag wel geen schuld in hem maar hij gaf uit tactisch oogpunt toch maar toe aan de wensen van de Hoge Raad.

De evangeliën vermelden ook dat Jezus de aard van de mensen kende. Bij alle lof en ‘hosanna’ op palmzondag had hij toch ‘geen vertrouwen in hen’, want hij wist wat er in de mens omging. Hij wist dat mensen eerst vol lof over je kunnen zijn en ‘hosanna!’ roepen, maar door het niet uitkomen van de hooggestemde verwachtingen, kan het enthousiasme omslaan in frustratie. Frustratie kan leiden tot agressie. Die agressie kan zich weer richten op de persoon die de verwachtingen heeft gewekt. In dit geval Jezus, die zijn eigen heldenrol ondermijnde met de intocht op de ezel. Zo roepen ze een paar dagen later ‘kruisig hem’. Uiteindelijk zegt Jezus zelf van het feit dat ze hem willen kruisigen: “Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.” De mens lijkt zich niet bewust te zijn van het eigen zondebok-mechanisme.


Jezus bezwijkt niet onder de leugen van de schuldig-verklaring. Hij reageert op beschuldigingen telkens met: ‘u zegt het’ en houdt zo de verantwoordelijkheid voor het zondebok-mechanisme bij de voltrekkers. Hij ging niet mee met de schuldig-verklaring van de hogepriesters en ontmaskerde zo de ware aard van de mens. De mens is geneigd zijn ware agressieve gevoelens te verbloemen in de romantische leugen van het onafhankelijke en onbevooroordeelde oordeel.


De geestelijke machthebbers dichtten Jezus revolutionaire plannen toe. Daarvoor werd hij schuldig gehouden, bespot, vernederd en gemarteld.

Zijn revolutie was om met compassie het appel van de blinde, verlamde, melaatse en verachte medemens te beantwoorden. Dat moest hij beboeten met het lijden van de zondebok. 

Door zijn kruisiging wilden de geestelijke machthebbers de invloed van Jezus ongedaan maken. De ontluistering van Jezus had zijn volgelingen moeten verstrooien. Zijn lege graf drie dagen later moest tot de grote ontgoocheling leiden. Het leidde echter tot de wederopstanding van zijn doodverklaarde beweging. De acties van de geestelijke leiders om Jezus te stoppen had een averechtse uitwerking gekregen. De collectieve agressie van ‘kruisig hem’ had zich weliswaar ontladen in de kruisiging, maar de chaos van de tweespalt onder het volk bleef. De geest van Jezus leefde voort in zijn volgelingen. De tweespalt was nog sterker aanwezig. De dood van de zondebok als genoegdoening voor de agressie en verdeeldheid onder het volk had niet gewerkt. Het zondebok-mechanisme om vrede te brengen had grandioos gefaald.


De romantische leugen en de romaneske waarheid

Girard beschrijft in zijn publicaties hoe vele romans en ook bijbelverhalen onthullen hoe de rechtvaardige mens als zondebok het kwaad van het onrecht treft. Al honderden jaren beschrijven oude verhalen en literaire werken dit verschijnsel. Toneelvoorstellingen en opera’s kunnen op hartverscheurende wijze deze waarheid aan het licht brengen.

Een mens die zich bewust is van de werking van het zondebok-mechanisme is in staat zijn leven en gedrag te veranderen. Hij kan zijn romantische leugen van de vermeende onafhankelijkheid doorzien en het inzicht krijgen hoe hij werkelijk in elkaar steekt. Die romaneske waarheid kan hem veranderen.


In de ogen van Girard is de joods-christelijke traditie vergeleken met de andere godsdiensten het meest expliciet afwijzend ten aanzien van het zondebok-mechanisme. Die waarheid over dit geweldsmechanisme in de mens is volgens Girard vanaf het begin der tijden tot de dag van vandaag te veel verborgen gebleven.


Legitimatie van geweld in de zondebok

De wereldgeschiedenis, is één grote opsomming van oorlog, rivaliteit en een strijd om de macht. Afgunst, geweld en vernietiging van leven speelt tussen mensen een rol. Zelfs de rivaliteit tussen godsdienstige stromingen is soms zeer gewelddadig. Ierland, Libanon en Irak zijn daarin de afschrikwekkende voorbeelden. Mensen, volken en machten konden altijd weer argumenten bedenken om geweld te gebruiken; meestal ingegeven door verschillen in macht, rijkdom en aanzien. Zo ontstaat geweld bij een benadeelde achtergestelde groep tegenover een bevoorrechte dominante groep. Maar ook een vermoede achterstelling of minder macht, dominantie, aanzien, rijkdom of welvaart kan reden zijn de weg van rivaliteit en agressie in te slaan. In de argumentatie gaan dan de vertekende en verdraaide eigenschappen van de ander, de leugen, een rol spelen. Beter dat de ander vernietigd wordt dan dat de eigen groep ten onder gaat.

Vele gewelddadige feiten rijgen zich zo in de geschiedenis aaneen, waarin het zondebok-mechanisme duidelijk zijn werk heeft gedaan.

Zo maar twee willekeurig feiten op een rijtje.


In het West Europa van de 18e eeuw bepaalden de burgers de economie, de wetenschap en de kunst. Die positie hadden ze zich verworven. Ze hadden geen zeggenschap over het landsbestuur. Dat lag in handen van adel en geestelijkheid. Vóór 1789 hadden in Frankrijk het koningshuis, de adel en de geestelijkheid een bevoorrechte positie met veel privileges.

In de Franse revolutie eisten de burgers in 1789 het bestuur over het land op en eisten het afschaffen van de vele privileges voor de bevoorrechte groepen. Maar onder de revolutionaire burgers waren meerdere groepen. Ze verschilden in opvattingen over de verdeling van macht, welvaart en privileges. In de periode van 1789 tot 1795 versprong, in de strijd om de invloed en de macht om de haverklap de regie van de ene groep naar de andere. De partij die de regie kreeg bracht de andere groep in diskrediet en had argumenten om koppen van de andere partij te laten rollen. Partijen maakten elkaar tot zondebok. Leden van het koningshuis en van de revolutie eindigden beide onder de guillotine. De revolutie verslond de eigen initiatiefnemers. In de ogen van de ene groep bedreigden leden van de andere groep de belangen van Frankrijk: ze moesten onthoofd worden om de volksdemocratie te redden.


De uitroeiing van miljoenen Joden in de vorige eeuw was een uitvloeisel van een historisch lang zondebok-mechanisme. Het verraad van Judas is wel als reden aangevoerd om de joden te vervolgen. In de vorige eeuw kregen Joden van Hitler de schuld van de economische recessie in de jaren dertig. Door allerlei propaganda werden de geesten rijp gemaakt om te geloven dat alle minderwaardige en kwaadaardige eigenschappen op de Joden van toepassing waren. Het nationaal-socialisme geloofde dat uitroeiing van de Joden nodig was om de wereld te redden.


Tegenstellingen en belangenstrijd

Het kwaad van het zondebok-mechanisme is een menselijk kenmerk en blijft op de loer liggen. De wereldproblemen kunnen uit de hand lopen, omdat in de ogen van de één de ander schuldig is aan het ontstaan van het probleem. De éne partij in de ondergeschikte positie kan de andere partij in de bevoorrechte of superieure positie betichten van agressie. En dat kan ook andersom. Allerlei tegenstellingen in de wereld kunnen aanleiding zijn tot het ontstaan van geweld: de kloof tussen rijk en arm, tussen de Islam en het Westen, tussen de opkomende economieën in het Zuiden en de gevestigde economieën in het Noorden en tussen de welvaart in het Noorden en de honger in het Zuiden. Ook de toenemende aantasting van het milieu, het tekort aan grondstoffen en energie en de macht om het bezit van kernenergie, kan de spanning tussen allerlei partijen doen toenemen. Er kan op vele fronten een belangenstrijd ontbranden:

Veel problemen spelen niet alleen op mondiaal, maar ook nog op regionaal, nationaal en lokaal niveau. In al deze tegenstellingen ligt het polariserende kwaad van het exclusieve denken op de loer. Dat is de grote bedreiging voor de wereld.

Al de wereldproblemen kunnen via het zondebok-mechanisme uit de hand lopen, omdat in de ogen van de één de ander schuldig is aan agressie.


Rivaliteit of inclusief denken

In een belangenstrijd staan partijen of personen voor keuzes: het geweld of de compassie. De strijd aangaan en als winnaar en verliezer beide schade oplopen of met het verdelen van de schade en de winst het conflict beslechten en daardoor beide winnen.

In een conflict kan een partij of kunnen beide partijen er bijvoorbeeld voor kiezen om met elkaar de strijd aan te gaan. Beide willen winnen en proberen een overwinning te forceren in hun voordeel. In die strijd lopen beide partijen schade op. Ook de uiteindelijke winnaar wordt er niet beter van, want de verliezer zint op wraak of revanche en de strijd begint opnieuw. Een conflictstrategie ook al wint één partij biedt eigenlijk voor beide partijen geen voordeel.

Beter is het als beide strijdende partijen om de tafel gaan zoeken naar oplossingen. In een proces van geven en nemen zoeken ze creatief naar oplossingen om de belangen van elkaar te behartigen en de verliezen van elkaar te minimaliseren. Dit is een constructiever perspectief dan de rivaliteit-strijd.

De geest van empathie en compassie ligt aan de basis van het inclusieve denken.

Met dit inclusieve denken realiseer je belangen van beide partijen om er samen met succes beter van te worden. Het is de ideale strategie om een haalbare oplossing binnen handbereik te krijgen. Nederland met zijn poldercultuur heeft hierin een rijke traditie. Het poldermodel levert winnaars op; de rivaliteit-strijd levert verliezers op.


Ook de tegenstellingen op mondiaal, nationaal en lokaal niveau en op het werk kunnen er mee uit de wereld worden geholpen. In het inclusieve denken kunnen blokken, landen, partijen en personen elkaar aanvullen, ook al hebben ze te maken met verschillen in cultuur, religie, etniciteit, ontwikkeling en welvaart. In empathie en compassie samen met de ander streven naar een gezamenlijk belang is een werkbaar toekomstperspectief.


Dat leven, zelfs menselijk leven, in wezen stof is en tot stof en materie zal wederkeren, dat wist de mensheid al in de oudheid. We zouden daardoor kunnen denken dat de aarde, de kosmos en het leven op aarde louter materie is. Maar de onderzoekers zijn daar met hun nieuwe inzichten over de microkosmos niet meer zo zeker van. Zelfs de eigenschap van de subatomaire deeltjes van materie kan onder de aandacht van de onderzoeker transformeren. Een golf kan veranderen in de eigenschap van een deeltje en het deeltje kan weer veranderen in een golf. Materie kan dus ook beweging zijn, geest zijn. Dit inzicht bracht zekerheden over de bouwstenen van kosmos en microkosmos aan het wankelen. In materie en leven wisselen waarschijnlijkheden zich af met zekerheden. Materie, geest en menselijk leven; het blijft een mysterie.


Girard, René. Ik zie Satan vallen als een bliksem. Agora, Kampen 2000


Huizinga, G. Zelfontplooiing. Uit: Wat drijft of bezielt ons. Meppel, Boom 1977.


Kaptein, R. en P. Tijmes (1986). De ander als model en obstakel: een inleiding in het werk van René Girard. Kampen: Kok/Agora


Maslow, A.H. (1972). Motivatie en persoonlijkheid. Rotterdam: Lemniscaat