16 AB

A. Cognitieve vaardigheden


De vaardigheden in deze categorie heeft de leerling nodig om met leerinhouden nieuwe begrippen, kennis, procedures en vaardigheden te leren. Wat hij geleerd heeft begrijpt hij daarna en integreert hij in zijn aanwezige kennis. Hij kan het dan gebruiken en toepassen in de (beroeps)praktijk.


Ik begrijp de leerinhouden, want ik kan:

  1. -het relateren aan wat bekend is;

  2. -samenhang aanbrengen tussen de nieuw geleerde leerinhouden en wat ik al weet;

  3. -deze samenhang(en) structureren in bijvoorbeeld een schema;

  4. -het geheel analyseren in onderdelen;

  5. -de onderdelen ordenen in bijvoorbeeld voorbeelden, ervaringen, toepassingen en maatschappelijke verschijnselen;

  6. -feitelijke kennis zoals definities, kenmerken en regels memoriseren;

  7. -procedurele kennis, zoals stappenplannen, modellen en schema’s hanteren en gebruiken.


Ik pas het geleerde toe, want ik kan:

  1. -de verworven leerinhouden toepassen en gebruiken in de eigen of in gesimuleerde taken;

  2. -de nieuw verworven leerinhouden kritisch verwerken en evalueren tot een eigen conclusie of oordeel;

  3. -deze keus op grond van eigen waarden of criteria beargumenteren;

  4. -uit het geheel van de leerinhouden de belangrijke en bruikbare onderdelen voor de eigen ontwikkeling waarderen en selecteren.





B. Psychomotorische vaardigheden


De vaardigheden uit deze categorie heeft de leerling nodig bij leeractiviteiten in de andere categorieën.

  1. -de gesproken tekst weergeven bij het luisteren;

  2. -schriftelijk verslag doen van eigen kennen en kunnen;

  3. -de essentie uit een tekst halen bij het lezen;

  4. -mondeling verslag doen van een leeractiviteit.


Ik hanteer probleemoplossende vaardigheden, want ik kan:

  1. -een probleem in kaart brengen en formuleren;

  2. -gegevens verzamelen om het probleem op te lossen;

  3. -de verzamelde gegevens ordenen;

  4. -vanuit de ordening een beargumenteerde keus maken voor een goede oplossing van het probleem.


Ik hanteer onderzoekende vaardigheden, want ik kan:

  1. -een onderzoeksvraag in kaart brengen en formuleren;

  2. -gegevens verzamelen om de onderzoeksvraag te beantwoorden;

  3. -de verzamelde gegevens ordenen;

  4. -vanuit de ordening een beargumenteerde keus maken voor een goed antwoord voor de onderzoeksvraag.


In mijn leeractiviteiten kan ik de volgende vaardigheden hanteren:

  1. -wis- en rekenkundige vaardigheden, zoals het maken van berekeningen, grafieken en tabellen;

  2. -informatie- en communicatie-technologische vaardigheden, zoals het werken met computersoftware;

  3. -(ver)beeldende en ontwerpende vaardigheden, zoals eigen ideeën beeldend vorm geven;

  4. -presentatie-technieken, zoals de eigen (leer)ervaringen in een logisch betoog (introductie, boodschap en afsluiting) aan anderen presenteren;

  5. -verslagleggende vaardigheden, zoals de eigen (leer)ervaringen in een logisch opgebouwd werkstuk of verslag (introductie, kern en afsluiting) op schrift stellen.